"Zo braaf ben ik niet"

Willy Linthout over Urbanus en over zijn grote doorbraak 'Jaren Van De Olifant'
Willy Linthout treedt uit de schaduw van Urbanus. Op het grootste Vlaamse stripfestival, Strip Turnhout, dat vanavond van start gaat, neemt hij de prestigieuze Bronzen Adhemar in ontvangst. "Ik lig er niet wakker van waarom precies ik hem krijg. Dát ik hem krijg, dáár gaat het om."

Tot 2004 ging de carrière van Willy Linthout (56) zijn gangetje. Al ruim twintig jaar was hij de tekenaar en coscenarist van de populaire Urbanus-strip, waarvan elk jaar liefst zes nieuwe albums verschenen. Maar in dat annus horribilis werd Linthouts leven ondersteboven gehaald: zijn eenentwintigjarige zoon Sam maakte een einde aan zijn leven. Linthout ging er mentaal onderdoor. Met veel vallen en opstaan kroop hij stilaan uit de put.
Zijn ervaringen uit die periode verwerkte hij in de aangrijpende striproman Jaren van de olifant, die eerst verscheen in acht aparte deeltjes, maar recent is gebundeld. Dat boek kreeg veel persbelangstelling, grossierde in positieve besprekingen, en het is zonder twijfel de belangrijkste reden geweest om Linthout de Bronzen Adhemar toe te kennen.
"Dat denk ik ook", zegt Linthout, "maar daar maal ik niet om. Theoretisch is het voor mijn hele oeuvre."

Had u dan zo’n nood aan erkenning?
"Ja, zo kleinmenselijk ben ik wel. Ik dacht dat 'Jaren Van De Olifant’ met de grond gelijk gemaakt zou worden: de strip is in potlood, mijn schetslijntjes zijn nog te zien, ik geef me er in feite helemaal in bloot. Ondertussen zijn die potloodtekeningen haast een nieuwe stijl geworden. Voor het tweede deel, waaraan ik nu werk, heb ik helemaal geen drempelvrees meer. De grote waardering is er, grosso modo vinden de mensen 'Jaren Van De Olifant’ goed."

Zijn die potloodtekeningen symbolisch?
"Ja. De strip is in feite niet af, net zoals het leven van Sam niet af was. Het wat groezelige uitzicht van de integrale editie ligt in dezelfde lijn. De keuze voor potlood kwam doordat inkten helemaal niet werkte, het zat niet juist. Het eindresultaat was ook niet meer van mij. Urbanus wordt geïnkt door Steven De Rie: buiten de cover en de kopjes zijn dat dus zijn tekeningen, want hij is over mijn potloodtekening gegaan. Maar 'Jaren Van De Olifant’ is honderd procent Willy Linthout."
"Ik was aan 'Jaren Van De Olifant’ begonnen voor mezelf, als een soort therapie. Toen het eerste deeltje uitkwam, had ik al een honderdtal pagina’s klaar. Gelukkig maar: ik dacht dat niets of niemand me kon raken, maar dat had ik goed mis. Ik had er helemaal geen rekening mee gehouden dat dat boekje zo massaal door de media zou worden opgepikt. Eens je dat doorhebt, ben je niet langer alleen voor jezelf bezig."

Zegt u nu ook dat u bijna 25 jaar hebt moeten wachten op die bredere erkenning?
"Ja, dat is zo. Toen ik aan 'Jaren Van De Olifant’ begon, was ik de tekenaar en medescenarist van ruim honderdtwintig Urbanus-albums, maar eigenlijk kreeg ik nauwelijks aandacht. Dat was niet de schuld van Urbain. Hij probeert mij altijd aan bod te laten komen. Maar hij is gewoon heel populair, heel grappig ook, en dan is de rest bijkomstig. Zelfs het simpele gegeven dat ik besta, is dikwijls al te veel om te vermelden. Maar goed, dat is de prijs die ik betaal voor de samenwerking met Urbain. Het is goed voor mijn ego dat ik los van hem eens iets maak dat toch succes heeft. Die afwisseling heeft ook andere voordelen. Ik teken Urbanus na al die jaren nog altijd even graag, dat is nog nooit een sleur geweest. Maar eens kunnen afwisselen met andere projecten, is verfrissend, ik werk daarna met extra veel plezier aan Urbanus."

De 'Urbanus'-verhalen vallen op door hun brutale, anarchistische verhalen. Dat lijkt nochtans niet op de Willy Linthout die hier tegenover me zit.
"Je zou nog raar opkijken! (lacht) Ik weet dat ik anders overkom, maar ik heb dat toch in mij, zo braaf ben ik niet, en zeker vroeger niet. Urbain en ik zijn mekaar waard op dat vlak."

In zijn BV-strip 'De geverniste vernepelingskes', die hij schrijft voor Jan Bosschaert, gaat Urbain nog een behoorlijk stuk verder. Daar is hij bij momenten heel vulgair.
"Ja, maar dat zou ik niet willen, zo ben ik niet. Een typische Urbanus moet gebaseerd zijn op een geflipt idee, er moet een rare kronkel in zitten, het moet echt zot zijn. Dat is mijn taak. Van geen enkel van mijn verhalen kun je een Kiekeboe of een Nero maken. Daarvoor heeft Urbanus een te grote eigenheid. De uitdaging bestaat erin om een goed idee te vinden, maar ik heb altijd overschot aan ideeën."

Maar voor 'Jaren van de olifant' hebt u zich vooral gebaseerd op dingen die echt gebeurd zijn?
"Inderdaad. Eigenlijk heb ik een hoofdstuk gemaakt telkens als mij iets bijzonders overkwam. Er waren opvallend veel mensen in mijn omgeving gestorven, zodat ik dacht dat ik de volgende zou zijn. Na Sams dood heb ik eens in een trein vastgezeten omdat er een kind overreden was, net zoals mijn hoofdpersonage Karel. Ik heb die zwarte zak daar toen gezien, de politie, en ook die kinderen die daar grappen over maken, zijn authentiek. Ik ben toen uitgestapt, ben me ergens gaan bedrinken, het is allemaal echt."

U hebt het in 'Jaren Van De Olifant' altijd over 'zelfdoding' en niet over 'zelfmoord'. Waarom bent u zo gevoelig voor dat verschil?
"Het is een nuance die van mijn vrouw komt, maar ik sta erachter. "Doding" houdt min of meer een recht in om te doen wat je gedaan hebt, maar een "moord" is een misdaad. "Zelfdoding" heeft dezelfde geladenheid als "zelfmoord", alleen heeft Wannes, het alter ego van Sam, niemand vermoord."

Neemt u Sam iets kwalijk?
"Nee! Ik ben niet boos op Sam en ik ben ook niet boos op hem geweest. Ik heb enkel zo’n scène opgenomen in het boek omdat het een algemeen gegeven is. Mijn therapeute probeerde ook altijd mijn boosheid te kanaliseren, maar die was er niet."

Hebt u zelf schuldgevoelens?
"Ook niet! Dat zou misschien anders zijn geweest als zijn eerste poging geslaagd was. Sam had twee jaar eerder al eens een poging gedaan. Hij is daarna in behandeling geweest, we hebben echt gedaan wat we konden. Ik denk niet dat we onszelf iets te verwijten hebben. Er is ook geen ingewikkelde uitleg voor: Sam zag het gewoon niet zitten hier, hij vond dat hij hier niet paste."
"Ik heb de problematiek van Sam bewust niet in het boek gestopt. Omdat ik het over mezelf wilde hebben, én omdat ik vind dat ik niet het recht heb mijn zoon woorden in de mond te leggen. Ik ben uiterst voorzichtig geweest met wat andere mensen zeggen in de strip. Als ik Simone, Karels vrouw, iets laat zeggen, was het steeds na overleg met Magda, mijn echtgenote. En Wannes/Sam laat ik eigenlijk niets essentieels zeggen. Hij heeft het over film en over dingen die we samen deden."

Sam was een beetje uw buddy, jullie hadden veel raakvlakken.
"Wij hadden heel veel raakvlakken. We gingen bijvoorbeeld heel vaak samen naar de film. Zijn stoel is nog altijd leeg naast mij in de bioscoop. Ik kan heel moeilijk verdragen dat daar iemand komt zitten, dat is Sams plaats."

Hoe heeft uw omgeving gereageerd op het boek?
"Magda had het er moeilijk mee. Zij had liefst dat ik die boeken niet maakte. Ik denk dat dat kwam doordat we toen nog volop in het rouwproces zaten. Nu heeft ze er meer vrede mee. De rest van mijn omgeving vond het allemaal prima. Mijn broer Theo heeft me zelfs helpen schrijven."

Is het belangrijk dat de lezer weet dat het onderliggende verhaal echt gebeurd is?
"Toch wel. Hij moet weten dat er een basis van werkelijkheid is, want anders kan je zo'n boek niet maken. Iemand die dat niet allemaal aan den lijve ondervonden heeft, kletst uit zijn nek."

Ik wil niet beweren dat 'Jaren Van De Olifant' een grappig boek is, maar het is niet loodzwaar. Kan humor in zo'n zwaarwichtig boek?
"Het is een surrealistisch, vreemd boek. Ik denk dat sommige grappen het op bepaalde momenten zelfs nog schrijnender maken. Maar humor zit in mij, waarom zou ik dat dan vermijden? In elke situatie moet er gelachen kunnen worden. Ik ben onlangs naar de begrafenis van een oom geweest. Wel, we hebben daar ook zitten lachen, en ik weet zeker dat mijn oom hierboven vond dat het goed was zo."

Wilt u nog verder met Karel?
"Ja, ik werk aan een vervolg op 'Jaren Van De Olifant’. Met hetzelfde personage, maar over een andere problematiek: een gehandicapt kind dat overlijdt. Ik heb nu twee van de acht deeltjes klaar, maar het zal nog twee, drie jaar duren voor ik het hele verhaal voltooid heb. Het is mentaal heel belastend, want het is een nóg schrijnender verhaal.
Verder denk ik aan een verfilming van Jaren van de olifant. Maar dat is nog maar een embryonaal idee, daar moet ik nog wat langer op broeden. Eerst uitvissen wat de mogelijkheden zijn. Met een film bereik je nog meer mensen dan met een boek, en ik vind dat zoveel mogelijk mensen de kans moeten krijgen om met 'Jaren Van De Olifant’ in aanraking te komen."
(De Standaard 11 December 2009)